Rusten in aarde
Als ik mezelf neerlaat in de aarde en me in die verbinding loslaat en ontspan, beoefen ik het gebaar ‘rusten in aarde’. Ik ervaar dit als éen van de rijkste meditatie-beoefeningen. Het is zeker niet altijd makkelijk, maar het is ook weldadig om te doen of, mezelf er in elk geval toe uit te nodigen. Loslaten is niet makkelijk en voelt soms zelfs een beetje als doodgaan. Maar eens dat ik land in de aarde, uitadem en ontspan, blijk ik los te zijn van mijn gedachten en stress. Het rusten in de aarde brengt me in mijn Zijnsgrond, waar ik een onverstoorbare rust vind. Hier is geen sprake meer van de zorgelijkheid en neiging tot oordelen die ik in mijn gewoontesysteem heb. Dat valt hier weg. De verhalen die schijnbaar mijn werkelijkheid bepalen, zijn wonderbaarlijk genoeg, als ik in de aarde rust, zomaar verdwenen. Opgelost, als een wolk die verdampt. Of de gedachten zijn er nog, maar ze bewegen vrij in de ruimte en ik blijf er los van.
Het eerste gebaar
In zijnsgeoriënteerde meditatie wordt dit ‘rusten in aarde’ het eerste gebaar genoemd van een reeks meditatiegebaren, de vier gebaren van verlichting*. In een retraite sprak Hans Knibbe eens de woorden: “Als je niet gegrond bent, kan, wat je ervaart, nergens in landen”. Dat is me altijd bijgebleven. Zo belangrijk is het dus, dit cruciale eerste gebaar. We kennen in Zijnsoriëntatie allerlei beoefeningen en sommige daarvan brengen heel mooie ervaringen. Maar het kan niet beklijven als ik niet rust in aarde. Als ik me niet toevertrouw aan een diepere dimensie van Zijn, dieper dan wat ik allemaal ervaar, blijf ik grijpen naar al dat moois, hoop ik mijn levensproblemen ermee op te lossen en plaats ik het op die manier in mijn overlevingsverhaal. Werkelijk ontspannen kan alleen in dieper rusten dan in wat ik ervaar en die Zijnsgrond leren vertrouwen.
Zitten als een berg
Rusten in de aarde, het eerste gebaar, is een cruciaal vertrouwend gebaar van loslaten wie ik denk te zijn, loslaten van schrik, loslaten van mijn wantrouwen en overalertheid. En dan betekent loslaten niet, dat ik het weggooi – als dat al kon. Het kan rusten in aarde, alles van mij, mooi, lelijk, blij, bedroefd, alles geef ik aan de aarde. Of dat helemaal lukt, is maar de vraag. Maar ik zit in die intentie.
Mijn zitten wordt dan een uitdrukking van diezelfde grond. Ik rijs eruit op, als een vormgeving van die roerloze stille aarde. Er is geen losse ik meer, geen afgescheiden lichaam. Ik zit stil omdat ik de stille grond bén. Zo zit ik als een berg. Er kunnen nog steeds gedachten, gevoelens en waarnemingen zijn, en die bewegen vrij, alsof ze als vogels om de berg heen vliegen. Het zit ongelooflijk stevig, terwijl ik tegelijk niet meer ben dan ‘stille presentie’. Dat is heel wonderlijk. Stil en ruim zijn voelt verbazend krachtig. En thuisgekomen voel ik me. Thuis in mijn aard en thuis in de wereld waar ik deel van ben.
* De vier gebaren worden heel helder en uitgebreid beschreven in het recent verschenen boek van Hans Knibbe: Vier gebaren van verlichting – uitgeverij Asoka 2024.